9. Gijpen

Zoals we in Deel 3 hebben gezien zijn er twee koersen waarop we een maneuvre kunnen doen om het zeil naar de andere kant te krijgen. In het vorige deel hebben we al de overstag maneuvre gezien, waarbij we van de ene aan de windse koers naar de andere aan de windse koers draaien. Nu zullen we kijken naar de gijp maneuvre.

Gijpen = het grootzeil naar de andere kant brengen terwijl we voor de wind varen.

In Deel 3 hebben we kunnen zien dat het grootzeil bij voor de wind zowel aan stuurboord als aan bakboord kan staan, omdat de wind precies van achteren komt. Daarom kunnen we het grootzeil als we voor de wind varen heel makkelijk van de ene naar de andere kant zetten. Dit is gijpen.

Gijpen

Zoals je hierboven kunt zien proberen we een gijp altijd op een gestrekte koers te maken: we gaan precies voor de wind varen en zorgen dat we dit tijdens en na de maneuvre ook nog varen. Een puntsgewijze beschrijving... (De nummering slaat op de nummertjes in het plaatje.)

  1. controleer of je goed voor de wind vaart (dit kan je doen door net zo ver af te vallen tot je fok doodvalt, wat betekent dat het fok geen wind meer vangt en naar het midden van de boot 'valt')
    als dit zo is ga je aan de andere kant van je roer zitten
    controleer nogmaals of je fok doodvalt
  2. roep 'Klaar voor de gijp!'
    haal hand over hand het grootzeil binnen
    controleer je roer door de helmstok onder je arm te klemmen
    als de giek in het midden is geef je een rukje aan de grootschoot om het zeil goed naar de andere kant te brengen en roep je 'Gijp!'
  3. als je voor de wind blijft varen kan het fok aan de nieuwe loefzijde blijven staan ('fok te loevert'), anders roep je 'Fok over!' zodat het fok naar de nieuwe lijzijde wordt getrokken

> Afsluiting