6. Tussendoortje - Deinzen

In de eerste 5 delen hebben we al aardig wat begrippen geleerd en de belangrijkste basis van het zeilen - de koersen met bijbehorende zeilstanden - hebben we als het goed is nu onder de knie. Voordat we verder gaan met enkele hele belangrijke maneuvres (overstag gaan en gijpen) eerst even een aardig tussendoortje: deinzen, oftewel achteruit zeilen.

We hebben gezien dat we niet in de wind kunnen zeilen. Tenminste, niet vooruit! Als je precies in de wind wordt je namelijk achteruit geblazen! We kunnen wel achteruit zeilen als we in de wind liggen. Normaal doen we dit niet zo veel, maar het is wel een leuke oefening en kan in sommige gevallen handig van pas komen.

Deinzen lijkt eigenlijk heel eenvoudig: stuur je boot in de wind, laat je zeilen klapperen en probeer de boot in de wind te houden door goed te sturen. (Zie plaatje 1 hieronder.) Op een gegeven moment zal je dan achteruit geblazen worden.

Deinzen

Als je eenmaal achteruit gaat, moet je goed sturen en je roer niet los laten (probeer maar eens wat er gebeurt als je dit wel doet!). Je kan nu proberen nog sneller achter uit te zeilen door je zeilen te gebruiken: je laat 1 bemanningslid het fok uithouden aan de ene kant en je laat 1 bemanningslid het grootzeil uitduwen aan de andere kant. (Zie plaatje 2 hierboven.) Het grootzeil uitduwen kan behoorlijk zwaar zijn!

Als je weer vooruit wilt varen zorg je dat alle bemanningsleden weer veilig in de kuip zitten, vervolgens draai je je boot een kant op, trekt je zeilen aan en je zeilt weer vooruit, zoals we gewend zijn...

> Deel 7