7. Sturen met de zeilen

We kunnen natuurlijk ons roer gebruiken om te sturen, maar sturen met het roer heeft wel een nadeel: je stuurt niet alleen, het remt ook een beetje! Als je je zeilen goed gebruikt kan je daar ook mee sturen: je hoeft je roer dan minder te gebruiken en je kan daar dus snelheid mee winnen. En dat is heel belangrijk als je een wedstrijd wilt winnen!

Als je aan het zeilen bent kan je eigenlijk maar 2 kanten op draaien door te sturen: naar de wind toe (oploeven) en van de wind af (afvallen). Oploeven = roer van je af, afvallen = roer naar je toe. (Tenminste: als je aan de goede kant van je roer zit! Zie Deel 3.) Maar hoe zit het nou met die zeilen?

Sturen met de zeilen

In het plaatje hierboven kan je al zien hoe het ongeveer werkt: door je grootzeil ga je oploeven en door je fok ga je afvallen. Waarom is dat zo?

Laten we eens kijken wat er gebeurt als je aan de wind vaart en je je grootzeil helemaal los doet. Je grootzeil klappert helemaal en vangt geen wind meer. Maar: je fok vangt nog wel een heleboel wind! En je fok zit helemaal aan de voorkant van de boot. Dus wordt de voorkant van de boot door de wind weggeduwd. En dat is precies wat afvallen is: van de wind afdraaien! We zeggen dat het fok een afvallende werking heeft.

Nu het grootzeil: je vaart halve wind en je doet je fok helemaal los. Het fok begint te klapperen en vangt geen wind meer. Het grootzeil vangt nog wel veel wind en zit aan de achterkant van de boot. Resultaat: de achterkant van de boot wordt door de wind weggeduwd. Maar daardoor draait de punt van de boot juist naar de wind toe! En dat is oploeven. We zeggen dat het grootzeil een oploevende werking heeft.

Als je dit nu niet helemaal goed begrijpt is dat niet zo erg, maar probeer in ieder geval het volgende te onthouden:

> Deel 8