5. Zeilstanden

Zeilstanden

Zoals je ziet is dit hetzelfde plaatje als ik bij de koersen gebruikt heb. Om zo snel mogelijk te kunnen zeilen is het heel belangrijk dat je je zeilen altijd goed hebt staan: wedstrijden willen we natuurlijk winnen! Het is heel makkelijk uit te leggen hoe je zeil moet staan, maar er voor zorgen dat je zeilen altijd goed staan is voor veel mensen een probleem, je moet er namelijk de hele tijd op blijven letten!

'Hoe zit het nou met die zeilstanden?'

Okee, ik zal proberen het kort te houden. Zoals je in het plaatje ziet staan de zeilen bij aan de wind strak aangetrokken, terwijl de zeilen bij voor de wind zo los mogelijk staan. Nou, als je dat weet ben je eigenlijk al klaar: als je van aan de wind naar halve wind gaat laat je je zeilen iets losser, val je nog verder af naar ruime wind dan laat je ze nog verder vieren. Als je dan weer oploeft naar aan de wind trek je ze weer een stuk aan.

'Maar hoe weet ik nou of m'n zeilen precies goed staan?!?'

Hier is een heel eenvoudig trucje voor: laat je zeilen net zo ver vieren tot ze aan de voorkant een beetje beginnen te klapperen (dit heet 'killen') en trek ze vervolgens weer aan tot ze net niet meer klapperen. Dit geldt voor zowel het fok als het grootzeil. En telkens als je van koers verandert moet je dit weer opnieuw doen doen.

'Wat staan de zeilen raar bij voor de wind!'

Nee hoor, dit is helemaal niet raar, maar een uitzondering is het wel. In principe heb je bij alle koersen je zeilen aan dezelfde zijde staan: de lijzijde! Maar als je precies voor de wind vaart komt de wind recht van achteren en kan je het fok aan de andere kant dan het grootzeil doen, zodat het meer wind vangt.

Nog even het antwoord op de vraag in het vorige deel:

Om van aan de wind naar ruime wind te draaien moet je afvallen.

> Deel 6